• Ook voor schoeisel geldt dat je keuze afhangt van de zwaarte van je tocht, het terrein waar je gaat lopen en de hoeveelheid bepakking. Laat je goed voorlichten en probeer verschillende schoenen – pas schoenen aan het einde van de dag (je voeten zijn dan warmer en uitgezet) en doe dat met sokken waar je ook straks in gaat lopen. Let erop dat je schoenen nergens knellen en dat er ruimte is om je tenen te bewegen.
  • Na een lange loopdag is een paar lichte sandalen, bijvoorbeeld Teva’s of Crocs, een weldaad voor je voeten. Ook handig als je door een stroom of beek moet waden.
  • Gebruik kleding in lagen zodat je kunt variëren. Als eerste laag liefst iets van ademend en vocht afvoerend materiaal (dunne merinowol bijvoorbeeld).
  • Sneldrogende kleding is handig. 
  • Vergeet niet regenkleding mee te nemen. Droog blijven betekent warm blijven. Denk eens aan een regenponcho, die ook over je rugzak valt. Een regenbroek gebruik je misschien niet vaak, maar als het veel regent ben je blij dat je hem hebt. Bovendien kun je hem gebruiken om op te zitten. Er bestaan zelfs waterafstotende wandelbroeken, voor wie in kouder weer wandelt.
  • Bewaar een set thermokleding, inclusief muts, handschoenen en sokken, apart in een waterdicht hoesje. Dan heb je in noodgevallen (en voor in je slaapzak) altijd droge kleren.
  • Houd ook rekening met gevoelstemperatuur. Een redelijk comfortabele temperatuur van 12 graden voelt bij een stevige wind van 20 km per uur (windkracht 3/4) aan als 6 graden. Bij 30 km per uur is dat 3 graden …
  • Dons is lichter dan fleece. Een dun donsjasje van ongeveer 300 gram is warmer dan een fleecetrui van 800 gram. Lekker voor ’s avonds rond de tent.
  • Een wandelhoed, al dan niet met flap in de nek, kan zowel bij zon als regen fijn zijn. Ook een buff, geschikt als losse col om je hals of als hoofddeksel, is handig onder veel weersomstandigheden.