Wat je in ieder geval bij je moet hebben:
- plakspullen
- een reservebinnenband (dan hoef je onderweg niet te plakken)
- een nieuwe tube solutie (plak ‘m onder je zadel)
- reservespaken (plak ze in een stukje elektrapijp aan je bagagedrager)
- een stukje panty (om bij een lekke band je buitenband te controleren op iets scherps)
Meer tips:
- Ken je fiets. Volg een (basis)cursus fietsreparatie zodat je bijvoorbeeld weet hoe je het voor- en achterwiel en de remmen losmaakt én weer vast krijgt. De Vakantiefietser in Amsterdam geeft zulke korte cursussen en ook bij de Wereldfietser kun je geregeld terecht.
- Spuit je gereedschap in een fluorescerende kleur. Wel zo handig bij reparaties in het donker.
Tips voor wie wat verder weg gaat:
- Neem een reparatiesetje voor een buitenband mee. Met een zelfgeplakte buitenband kun je weer 100 of 200 km doorrijden totdat je een nieuwe buitenband kunt kopen.
- Standaardiseer waar mogelijk bouten en moeren van je fiets (en die van je eventuele fietsmaten) tot een beperkt aantal maten. Dat beperkt zowel de hoeveelheid gereedschap als de hoeveelheid reserveonderdelen die je nodig hebt.